Windmolens draaien niet op wind maar op subsidie. Het is een van de fraaiste oneliners van de afgelopen jaren. Hij stamt van VVD’er Paul de Krom en is herhaald door vele gezaghebbende partijgenoten. Maar wat gebeurt er? Een VVD-bewindsman gaat honderden nieuwe windmolens plaatsen. Minister Henk Kamp van Economische Zaken maakte de afgelopen weken alom duidelijk dat het kabinet-Rutte II serieus inzet op windenergie. Er komen op zijn minst 1.500 windturbines bij, stuk voor stuk hoger dan de Euromast.
Natuurlijk mag dit geen kiezersbedrog heten. De VVD heeft nooit gezegd dat er geen windmolens meer zullen worden gebouwd. Maar door keer op keer te benadrukken dat windmolens inefficiënt en veel te duur zijn, heeft de VVD wel verwachtingen gewekt bij de kiezers. Die beginnen nu te morren.
Waarom was windenergie ook alweer nodig? Het belangrijkste argument is het vermoeden dat de aarde opwarmt door het verstoken van fossiele brandstoffen en het gas CO2 dat daarbij vrijkomt – het versterkte broeikaseffect. Ook zouden die brandstoffen binnen afzienbare tijd op zijn.
Beide argumenten zijn inmiddels achterhaald. Hoewel er twintig jaar geleden nog een breed gedeelde angst was dat de temperatuur gedurende de 21ste eeuw met wel 2 graden Celsius kon stijgen en de zeespiegel misschien wel 6 meter hoger zou worden, wordt er de laatste tijd genuanceerder tegen aangekeken dan toen. Zo is de angst voor opwarming getemperd doordat die al twintig jaar stilstaat. De gemiddelde temperatuur is nog steeds hoog, maar stijgt niet meer. De concentratie CO2 in de atmosfeer blijft echter wel toenemen. Met andere woorden, de relatie tussen CO2 en de temperatuur van de aarde is niet zo eenduidig als we dachten.
Verder zijn de afgelopen tijd enorme hoeveelheden schaliegas – gas uit diep liggend gesteente – ontdekt en die worden ook in toenemende mate geëxploreerd. Het klopt dus niet dat ergens aan het eind van deze eeuw de fossiele brandstoffen op zijn. Er is nog voor ruim duizend jaar genoeg. Beide ontwikkelingen halen de druk van de ketel. We zullen op zeker moment alternatieven nodig hebben voor fossiele brandstoffen, maar dat hoeft niet van vandaag op morgen.
Alom klinkt gemopper dat Nederland zo enorm achterloopt op het gebied van duurzame energie. Het klopt inderdaad dat Nederland in de Europese Unie met 10 procent duurzame energie hekkensluiter is. Maar is dat erg? Er zijn wel meer lijstjes waarop Nederland opvallend laag staat. We hebben bijvoorbeeld per hoofd van de bevolking veel minder geavanceerde wapens dan de Verenigde Staten.
Ook is ‘duurzame’ energie niet automatisch goed en groen. Elsevier heeft niet voor niets de gewoonte om het begrip ‘duurzaam’ tussen aanhalingstekens te zetten. Zelden wordt er zo gesjoemeld met definities als bij ‘duurzaam’, ‘groen’ en ‘milieuvriendelijk’. Eurostat, het statistisch bureau van de Europese Unie, meldde onlangs dat 49 procent van de duurzame energie die in 2012 in de Europese Unie werd opgewekt, uit hout en houtafval kwam. Hoe duurzaam is dat? Bij de verbranding van hout komt CO2 vrij en bij het verstoken van houtafval (vaak geverfd en geïmpregneerd) worden – als de verbrandingstemperatuur niet optimaal is – veel fijnstof en giftige chemicaliën uitgestoten.
Daarnaast worden hout en houtafval bijgemengd in kolencentrales, waardoor die een deel van hun stroom als ‘groen’ mogen aanbieden. De steeds populairder wordende ‘groene’ stroom en ‘duurzame’ energie dragen bij aan de verontrustende opmars van steenkool. Een aantal jaren geleden nog verdedigde een voorganger van minister Kamp zo de bouw van nieuwe kolencentrales. Die waren nodig om aan de Europese normen voor ‘duurzame’ energie te voldoen. Het Internationaal Energie Agentschap voorspelde onlangs in een rapport dat steenkool over vijf jaar aardolie inhaalt als belangrijkste energiebron – mede dankzij het heilige geloof in ‘duurzaam’.
Ook windmolens zijn niet natuurvriendelijk. Men noemt ze wel ‘vogelgehaktmolens’ – een treffende term. Clive Hambler, docent ecologie en natuurbehoud aan de universiteit van Oxford en auteur van Conservation(natuurbescherming), schreef onlangs in een Britse krant dat elke windturbine – afhankelijk van de locatie – jaarlijks tussen de drie- en achthonderd vogels doodt, plus nog eens twee tot drie keer zoveel vleermuizen. Zijn conclusie: ‘Milieuactivisten negeren de ecologische kosten van duurzame energie.’
Er kleven meer nadelen aan windenergie. Je hebt er namelijk wind voor nodig en die is er niet altijd. Zelfs in een windrijk land als Nederland levert een windmolen slechts zo’n 18 procent van het jaar stroom. Bovendien is die stroom er vaak op momenten dat de burgers en de industrie er niet zoveel behoefte aan hebben, bijvoorbeeld ’s nachts.
Vaak wordt beweerd dat windenergie (althans op land) zo langzamerhand kan concurreren met gewone stroom. Dat klopt niet. Achter elke windmolen gaan verborgen kosten schuil. Zo gaan ze veel minder lang mee dan altijd is aangenomen. In december 2012 publiceerde een onderzoeker van de University of Edinburgh een rapport over de prestaties van windmolens in Engeland en Denemarken. Hij concludeerde dat ze niet de beloofde 25 tot 30 jaar meegaan, maar al na een jaar of 15 moeten worden vervangen, omdat er daarna meer geld in gaat dan eruit komt.
Door slijtage daalt de load factor (het deel van de tijd dat een windmolen stroom levert) heel snel. Engelse windmolens leverden gedurende het eerste jaar 24 procent van de tijd stroom, maar na tien jaar was dat nog maar 15 procent. Deense offshore-parken zakten zelfs van 39 naar 15 procent. Dat hoort eigenlijk in de kosten van de stroom te worden verwerkt, maar dat gebeurt niet.
Windmolens hebben een back-up nodig, een vangnet. Als de wind wegvalt, mag het licht niet uitgaan. Lang is gezegd dat we daarom vooral veel molens moeten neerzetten, omdat het altijd wel ergens waait. De elektriciteitsproducenten die de eventuele claims als gevolg van stroomuitval aan hun broek krijgen, durven daar niet op te vertrouwen. De back-up die het geschiktst is om fluctuaties in het windaanbod op te vangen, is frappant genoeg een bepaald type gascentrale, dat snel kan worden aan- en uitgezet.
Ook zo’n gascentrale moet worden verwerkt in de echte kosten en in de vermindering van de CO2-emissies. Dat gebeurt de laatste paar jaar steeds vaker en daar komen verrassende conclusies uit. Zo valt het beoogde effect – minder fossiele brandstoffen en minder uitstoot van broeikasgas – behoorlijk tegen. Om een bekende VVD-uitspraak te parafraseren: een windmolen draait niet alleen op subsidie, maar ook op gas.
Ten slotte het argument tegen windenergie dat in een democratie misschien wel het zwaarst zou moeten wegen: de burger wil het niet. Er is in Nederland één gedegen onderzoek gedaan – in 2005 in de Friese gemeente Ooststellingwerf onder 13.000 respondenten – waaruit bleek dat het overgrote deel van de bevolking om tal van redenen tegen was. Maar dat maakt weinig uit, zo valt te zien in Urk, waar de bevolking een windmolenpark door de strot geduwd krijgt.
Het verzet is gericht tegen horizonvervuiling, de waardedaling van huizen en ook tegen de sociale ongelijkheid die de subsidies scheppen. Wie drie windturbines van 1 megawatt op zijn land laat zetten – de energiemaatschappij betaalt de bouw – krijgt daarvoor jaarlijks gemiddeld 45.000 euro. Boeren en grootgrondbezitters worden slapend rijk, terwijl hun buren gek worden van het stroboscopische effect van het zonlicht door de wieken.
Overal in de wereld schrikken burgers als ze een windpark in de buurt krijgen. Het wetenschappelijke tijdschrift Noise and Health deed onlangs verslag van een onderzoek onder omwonenden van een Amerikaans windmolenpark. Het bleek dat ze aantoonbaar slechter gingen slapen na oplevering van het park. Een kwart werd depressief. Kortom, het is slecht voor je gezondheid om naast een windmolen te wonen.
In diverse landen die stevig hadden ingezet op windmolens (Denemarken, Duitsland, Verenigd Koninkrijk) is dan ook een tegenbeweging ontstaan. Alom schrikken mensen wakker. John Hayes, de Britse energieminister, schreef enkele maanden voor hij minister werd: ‘Windmolenparken zijn extreem inefficiënt en duur. Ze produceren een minieme hoeveelheid stroom die niet kan worden opgeslagen en niets wanneer de windsnelheid niet helemaal goed is.’
De Verenigde Staten subsidieerden 30 procent van de kosten van de bouw van windmolenparken, maar zijn daar per 1 januari 2013 mee gestopt. Persbureau Bloomberg meldde dat de investeringen in schone energie in 2012 met 11 procent zijn gedaald, en sinds 2007 is de koers van de RENIXX-index, met aandelen van bedrijven in de duurzame-energiesector, 90 procent gekelderd. En juist dan besluit Nederland miljarden belastinggeld in windmolens te steken, nota bene bij monde van een minister van een partij die ook al een jaar of tien kanttekeningen bij windenergie zet.
Waarom gaat de VVD hiermee akkoord? Een eerste verklaring is dat de VVD bij de totstandkoming van het kabinet-Rutte II daartoe is gedwongen door coalitiepartner PvdA. Verder moet het van Brussel. De Europese Commissie legt landen de verplichting op om binnen afzienbare tijd veel duurzame energie op te wekken. Nederland is daarbij het braafste jongetje van de klas. Waar Brussel 14 procent voorschrijft in 2020, wil Nederland 16 procent halen.
Lange tijd heeft de VVD getwijfeld hoe ze zich moest opstellen ten opzichte van milieuvraagstukken. Maar de afgelopen jaren is een lichting no-nonsense politici opgestaan die zich krachtig verzet tegen de groene geldverspilling. Daarmee is de VVD in de afgelopen jaren een houvast in de gifgroene gekte geworden voor veel Nederlanders die zowel hart voor de natuur als voor hun portemonnee hebben. Die Nederlanders, laten we hen ‘groenrechts’ noemen, voelen zich nu bedonderd.